Woord van de Dag: haaimeet

Vandaag heeft de Volkskrant-rubriek ‘Caspar loopt’ van Caspar Janssen als titel ‘Woordenlandschap’. Dat woord, dat overigens slechts één keer eerder in de krant heeft gestaan, prikkelt natuurlijk de fantasie van elke woordenboekmaker en taalliefhebber. Wat ermee wordt bedoeld, wordt meteen duidelijk als je de volgende zin leest.

Ik reis ook door een taallandschap, door een wereld van woorden met betekenissen die vaak niemand meer kent. De wereld van slikken, schorren en slenken, van kribben en kreken. Van terpen, wierden, essen, donken en woerden, van beemden en grienden. Van brinken en driesen. Om van driften, graften en strubben niet te spreken. Of van pingo’s, dobben en wielen.

De woorden in deze passage staan nog altijd in de Dikke Van Dale, dat immers ook de oude, hier en daar nog aangetroffen woorden conserveert waarmee landschapselementen uit vroeger tijd worden benoemd: die woorden, schrijft Janssen, ‘vertellen het verhaal van het landschap, dat al of niet door mensenhanden is vormgegeven’.

Van sommige woorden had ik echt nog nooit gehoord, totdat ik bij ze in de buurt was. Schurveling en haaymeet bijvoorbeeld.

Schurveling kent de Dikke Van Dale wel. Het is volgens het woordenboek een ‘be­groei­de dam tus­sen stuk­ken geëga­li­seer­de grond op Goe­ree-Over­flak­kee’. Haaymeet is echter niet in het woordenboek te vinden, ook niet in de meer voor de hand liggende spellingen haaimeet of hameet.

Maar nieuw is haaimeet bepaald niet. Integendeel, het is een stokoud woord, dat dateert uit de middeleeuwen. Maar ook oude woorden kunnen als ‘nieuwe woorden’ in het woordenboek terechtkomen als ze, na een tijd lang in onbruik te zijn geweest, worden opgedolven uit de taalgeschiedenis.

Of dat voor haaimeet ook zal gelden, kunnen we zo een-twee-drie nog niet bepalen. Een of slechts enkele vindplaatsen in de media van de afgelopen halve eeuw zijn te weinig voor vermelding van zo’n oud cultuurwoord in een woordenboek dat zijn nieuwe trefwoorden vooral put uit de eigentijdse woordenschat.

Wat weten we van haaimeet?

Volgens het historische Woordenboek der Nederlandsche Taal is een haaimeete ‘eene uitgestrektheid van met gras begroeiden, aan of in de duinen (klingen) gelegen geestgrond’. Het woord kwam vooral voor op het voormalige Zuid-Hollandse eiland Goeree en is verwant met het Zeeuwse woord haaiman, dat op Walcheren en Schouwen werd (of wordt?) gebruikt om minderwaardige zandgronden aan te duiden die als hooiland worden gebruikt. Dat woord, haaiman is overigens echt stokoud. Het werd – in de vorm hoymanne, voor het eerst in 1220 aangetroffen.

Hoe kunnen we het woord etymologisch verklaren?

Er zijn verschillende verklaringen mogelijk. Hooi heette vroeger hei (onder meer in Friesland) of haai en je zou kunnen veronderstellen dat haaimeet een samenstelling is van haai (hooi) en meet, dat net als de vroegere variant meteeen oud woord is voor een stuk grond dat een (dorps)gemeenschap gezamenlijk exploiteerde.

Een andere verklaring is dat met haai een schuinte wordt aangeduid en dat met meet – of man(d) zoals in de Zeeuwse variant haaiman – een omheining wordt bedoeld. Etymoloog J. de Vries concludeerde daarom voorzichtig dat met deze woorden ‘een laaggelegen stuk land’ wordt bedoeld, ‘gelegen in een hoek van een duinenreeks, die met een omheining of wal van de zee afgesloten was en dus een voorloper van de latere polders, maar waarvan de bodem uit zandige geestgrond bestond’.

Hoewel bij zulke oude woorden in het woordenboek informatie over de herkomst vaak wenselijk is, is die lang niet altijd met zekerheid te geven. En als de onzekerheid te groot is, kan die herkomstinformatie soms maar beter achterwege blijven.

Definitie

haaimeet (de, haaimeten.) (verouderd, gewestelijk) vlak achter de duinen, op de daar aanwezige geestgronden, gelegen stuk grasland

 

Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale

Het Woord van de Dag (#WVDD) wordt mede mogelijk gemaakt door Taalbank.nl. Dit artikel is ook te vinden op de website van Taalbank.nl.

Vorig artikel
Volgend artikel

Gerelateerde artikelen