Vakantiewoord: toerisme
Toerisme is tegenwoordig doodnormaal, maar nog geen eeuw geleden waren plezierreizen naar het buitenland voorbehouden aan de happy few. Pas vanaf het begin van de 19e eeuw hebben we ‘vrije tijd’ en is de vakantie zoals we die nu kennen ontstaan. Rond die tijd werd de grand tour een onderdeel van de opvoeding van de gegoede (mannelijke) Britse jeugd. Zo’n rondreis door continentaal Europa eindigde doorgaans in Italië.
Van grand tour is het Engelse woord tourism (‘rondreis’) afgeleid. Aanvankelijk als naam voor educatieve buitenlandse reizen. Pas later werd de betekenis ervan uitgebreid tot ‘recreatief reizen’ in het algemeen.
Het Nederlandse woord toerisme is een vertaling van tourism. En net als in het Engels is het inmiddels een veel breder begrip geworden, want onder de noemer toerisme kun je tegenwoordig zowel een reisje op de Rijn gaan maken, als een ecoreis naar de top van de Kilimanjaro.
Definitie
toerisme
(het, g.mv.) 1 het reizen ter ontspanning, ook in samenstellingen als bergtoerisme, cultuurtoerisme, strandtoerisme 2 het reizen om in een bepaalde behoefte te voorzien, ook in samenstellingen en uitdrukkingen als abortustoerisme, euthanasietoerisme, medisch toerisme, sekstoerisme
Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale
Het Vakantiewoord wordt mede mogelijk gemaakt door Taalbank.nl. Dit artikel is ook te vinden op de website van Taalbank.nl.
Het Woord van de Dag staat deze week in de vakantiemodus. Daarom vandaag geen nieuw woord, maar een typisch vakantiewoord.