Veel Nederlandse werkwoorden zijn samengesteld uit een voorzetsel en een werkwoord. Wanneer je werkwoorden als opbouwen, aanmelden en invoeren vervoegt, worden de delen ervan gescheiden:

opbouwen – We bouwen de stad op.

aanmelden – Ik meld me aan.

invoeren – Ze voeren de basisbeurs in.

 

Als je iets opnieuw doet, kun je her- voor het werkwoord plakken: heropbouwen, heraanmelden, herinvoeren. Als je zo'n her-werkwoord vervoegt, blijft her aan het voorzetsel vastkleven en worden ze samen van het werkwoord gescheiden:

heropbouwen – We bouwen de stad herop.

heraanmelden – Ik meld me heraan.

herinvoeren – Ze voeren de basisbeurs herin.

 

Echt lekker bekken ze niet, deze zinnetjes. In een constructie met te klinken ze wel iets beter:

We proberen de stad herop te bouwen.

Ik verzoek je om je heraan te melden.

Ze hield een pleidooi om de basisbeurs herin te voeren.

 

Maar voor veel taalgebruikers klinken ook deze zinnen onnatuurlijk. Het best kun je daarom kiezen voor een formulering die het probleem omzeilt:

We proberen om de stad weer op te bouwen.

Ik verzoek je om je nog eens aan te melden.

Ze hield een pleidooi om de basisbeurs opnieuw in te voeren.