Oliebol
Sinds 1868 staat-ie in de Dikke Van Dale.
Maar de oliebol was niet altijd een oliebol. Het begon met een oliekoek. Die waren iets platter dan onze bollen, omdat er vroeger minder olie werd gebruikt. Olie was duur. De eerste exemplaren zien we op een schilderij van Aelbert Cuyp uit ongeveer 1652, een geportretteerde dame die een kookpot vol oliebollen (of -koeken) draagt. In de loop van de negentiende eeuw won het woord oliebol het van de koeck. En wij kennen ze niet anders.
Inmiddels vindt ons woordenboek er nog veel meer van:
Zo positief als onze associatie is met de vette, zoete oudejaarshap, zo negatief wordt het woord gebruikt om personen aan te duiden. Als is het binnen de wereld van scheldwoorden nog een lieverdje. Een positieve cultuurshock lijkt me, als we elkaar alleen nog voor oliebol uitmaken. Misschien moeten we daar ’s op inzetten: minder scheldwoorden gebruiken en kun je je toch niet beheersen, gooi er een oliebol uit. Mooi voornemen voor 2020!
Terug naar de vette bol. Waarom doen we jaar in, jaar uit zoveel moeite om de lekkerste exemplaren in huis te halen? In mijn geval houd ik een halve dag vrij om te bakken en uit te delen aan iedereen die ik liefheb. Ik ben erachter. Het moment dat ik ‘mijn’ oliebol uit het kakelverse vet haal, is heilig. Dat doe ik het liefst in mijn eentje, om in opperste concentratie die niet te voorspellen vorm, prachtige kleur en onovertroffen geur in me op te nemen. De oliebol is op dat bewuste moment, warm en nog heerlijk geurend, in zijn allerbeste doen. En dan die eerste hap. Ik kijk er elk jaar weer naar uit.
Chantal van Welsem-Janssen
content marketeer Van Dale