Etymologie: is de minister nog altijd de man van de administratie?

‘De eerste staatsdienaar’, zo werd minister vroeger omschreven. Tegenwoordig hebben we het vaker wat neutraler over ‘het hoofd van een departement van algemeen bestuur’.

 

Van oorsprong is de minister niets meer of minder dan een dienaar. Ons woord minister gaat namelijk via het Frans (ministre) terug op het Latijnse woord minister, dat ‘helper’ of ‘dienaar’ betekent en dat verder terug te voeren is op het Latijnse woord minus (minder).

 

Vanuit dat perspectief zou het tegenovergestelde van een minister een magister moeten zijn, een ‘meester’ of – tegenwoordig zouden we zeggen – master, want de oude academische titel magister gaat terug op het Latijnse woord magis (meer).

 

Maar ministers en magisters hebben functioneel niets met elkaar te maken. Een woord waar minister wél verband mee houdt, is administratie (boekhouding). Dat woord gaat namelijk terug op het Latijnse werkwoord administrare, dat zowel ‘helpen’ als ‘besturen’ betekent. Het is afgeleid van administer, dat ‘dienaar’, ‘helper’ of ‘handlanger’ betekent. Geen wonder dus dat het departement van een minister soms ook wel diens administratie wordt genoemd.

 

 

Minister in de Dikke Van Dale Online, februari 2019:

 

Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale

 

Dit artikel is ook te vinden op de website van Taalbank.nl.

Vorig artikel
Volgend artikel

Gerelateerde artikelen

Probeer nu direct en zonder verdere verplichtingen Van Dale Online professioneel voor een dag. U krijgt tijdelijk toegang tot onder andere: de Dikke Van Dale, Oxford Dictionary en de online woordenboeken Duits, Frans en Spaans. Klik hier om een proefabonnement Van Dale Online professioneel aan te vragen.