WVDD: bakfietsstad
Vandaag bevestigt een kop op de voorpagina van De Volkskrant dat het woord bakfietsstad een begrip aan het worden is: ‘GroenLinks verovert de bakfietssteden.’ Eerder deze week figureerde het woord ook al in hetzelfde dagblad, toen dat schreef dat het bij de gemeenteraadsverkiezingen in ‘bakfietssteden’ als Utrecht, Amsterdam en Nijmegen zou gaan tussen GroenLinks en D66.
Vóór maart 2018 figureerde bakfietsstad slechts een handvol keren in de media, voor het eerst in 2014. Op Twitter dook het woord echter al in 2011 op. Aanvankelijk is de betekenis ervan tamelijk diffuus, maar in retrospectief is wel duidelijk dat een stad wordt bedoeld waar de bakfiets een populair vervoermiddel is, vooral bij het pendelen tussen thuis en de school van de kinderen. Kort door de bocht kun je zeggen dat een bakfietsstad een stad is waar veel bakfietsouders wonen.
Dat woord, bakfietsouder, duikt voor het eerst in 2009 op in de krant en is in 2011 opgenomen in de Dikke Van Dale. Een bakfietsouder is niet zomaar een ouder die zijn kinderen per bakfiets naar school brengt en van school haalt, het is ook een type mens: relatief jong, wonend in een grote of middelgrote stad, vooral in de Randstad, progressief, klimaatbewust, hoogopgeleid en tamelijk welgesteld.
Diezelfde woorden zijn ook de steekwoorden in de definitie van bakfietsstad, dat in de nabije toekomst best weleens een politiek-demografische term zou kunnen worden.
Definitie
bakfietsstad (de, bakfietssteden) stad met verhoudingsgewijs veel hoogopgeleide, welgestelde, progressieve, relatief jonge bewoners.
Ton den Boon, hoofdredacteur Dikke Van Dale
Het Woord van de Dag (#WVDD) wordt mede mogelijk gemaakt door Taalbank.nl. Dit artikel is ook te vinden op de website van Taalbank.nl.