Column van Marja Verburg: The making of … het Juniorwoordenboek Nederlands
‘Kleine revolutie in woordenboekenland’ kopte De Volkskrant op zaterdag 23 april 1994, met bijgaande foto. Dat was bij het verschijnen van het Van Dale Juniorwoordenboek.
Toen Monique Huijgen en ik aan dit woordenboek werkten (samen met drie andere redacteuren), beseften we niet dat we geschiedenis schreven. In 1987 was het Basiswoordenboek Nederlands verschenen, voor kinderen vanaf 10 jaar. Na het succes daarvan was besloten een woordenboek te maken voor een jongere doelgroep, van pakweg 8 tot 10 jaar.
Hele zinnen
Wat was het een feest om ‘de Junior’ te maken! Het revolutionaire zat in de wijze van definiëren. Onze definities bestonden uit hele zinnen waarin het trefwoord voorkwam. Dat was nooit eerder vertoond: woordenboekomschrijvingen bestonden doorgaans uit synoniemen of geamputeerde zinnen als ‘gezegd van…’, of ‘te maken hebbend met…’
Het gaf waanzinnig veel mogelijkheden. Je beschrijft het woord in zijn context, in z’n natuurlijke habitat, zeg maar.
Kijk eens naar ‘dons’. Daar staat: Dons, dat zijn heel zachte veertjes van vogels. Met dons kun je een kussen vullen. Zonder het expliciet te zeggen, laat je zien dat dit woord een collectivum is, en geen meervoud heeft.
Of neem ‘korting’: Korting krijgen in een winkel betekent dat je minder hoeft te betalen dan normaal.
Je laat zien dat ‘korting’ goed gecombineerd wordt met ‘krijgen’– zonder dat je daarvoor een voorbeeldzin nodig hebt.
Dan een werkwoord: stoven. Eten stoven is: het op een zacht vuur gaar laten worden – waarmee en passant even het object is aangegeven.
Een definitie mocht uit meer dan één zin bestaan. Dat was ook fijn! spijbelen: Kinderen die spijbelen, gaan niet naar school. Ze zijn niet ziek. Ze hebben gewoon geen zin. Vooral die laatste toevoeging ontlokt een glimlach, omdat hij zo treffend is.
Vooruit, nog eentje dan. Een bijvoeglijk naamwoord, ironisch: Als je iets ironisch zegt, zeg je een beetje spottend precies het omgekeerde van wat je bedoelt. Bijvoorbeeld: wat heb ik weer een zin om naar school te gaan!, als je daar helemaal geen zin in hebt.
Piepspel
Hoe kwamen we aan onze definities? We gingen echt terug naar de kern. Wat is een motief nu eigenlijk? Of een silhouet? Hoe leg je dat kort uit aan een kind van ongeveer 9 jaar? In eerste instantie zonder in een ander woordenboek te kijken. Als we dat dan ter controle wel deden, merkten we wat een vage omschrijvingen de gevestigde woordenboeken bevatten. Hoe moeilijk. Hoe omslachtig. Hoe stijf.
Wij wilden dat je vanuit de omschrijving het woord kon raden. Dat was ook de manier waarop we ons werk testten. ‘Monique, wat is: “een langere weg dan normaal”?’ En als Monique dan meteen ‘omweg’ zei, wist ik dat ik goed zat.
Dat is overigens onder de naam ‘piepspel’ een spelletje geworden in het boek ‘Slaplantjes’ van Wim Daniëls. Je leest de definitie uit het Juniorwoordenboek voor, en in plaats van het trefwoord zeg je: piep. De ander moet raden wat het piep-woord is:
‘Een piep is een deur van een auto.’
‘Als je piept, kijk je een poosje naar één punt. Maar je ziet eigenlijk niets.’
Venz Kinderboekenprijs
Het Juniorwoordenboek verscheen in 1994. In 1995 ontvingen we de Venz Kinderboekenprijs, voor het best verkochte kinderboek van Nederland in dat jaar. Een wóórdenboek, vroeger toch altijd het toppunt van saaiheid… Dat was een prachtige bekroning van ons werk.
Maar dat het nu, na 22 jaar, nog steeds gebruikt wordt, thuis en op school, is wel het allerleukst.
Marja Verburg, auteur
In deze druk zijn veel nieuwe woorden en betekenissen toegevoegd, zoals cupcake, drone, ov-chipkaart, selfie en tablet (computer). Ook is de vormgeving frisser en kleurrijker, en zitten er kleine grapjes in het boek verstopt.