Winnaar Van Dale Gouden Talenknobbel 2015 - Meertalig ... vanzelfsprekend!

In mijn geboortedorp spraken we maar één taal: Nederlands. Eind jaren vijftig was een televisie nog geen gemeengoed, wij waren het enige gezin met een televisietoestel in de straat. Op een dag klom mijn vader, met gevaar voor eigen leven, op het dak om een extra antenne aan de televisiemast te bevestigen. Nu konden we, volgens mijn vader, ook Duitsland ontvangen. Zo kwam de eerste vreemde taal in mijn leven. ‘De atmosferische omstandigheden zijn vandaag ongunstig’, zei mijn vader als we alleen een Duits beeldscherm zagen waarop het sneeuwde. Elke zondagmiddag keken we met de hele familie op de Duitse televisie naar een echte Amerikaanse ‘koiboi’-serie: ‘Bonanza’. We vonden het gek dat de acteurs allemaal Duits spraken en geen Amerikaans ... ‘In Amerika spreken ze geen Amerikaans, maar Engels’, verbeterde mijn vader. ‘Allemaal nagesynchroniseerd, want die Duitsers verstaan geen Engels’, voegde hij eraan toe. Hij kon het weten, want als jonge vent had hij in de oorlog voor ze moeten werken en zo, zwaar tegen zijn zin, de Duitse taal geleerd.

Mijn vader had zich na de oorlog opgewerkt van meubelstoffeerder tot vertegenwoordiger in luxe meubilair. Overdag was hij op pad om meubels aan de man te brengen en ’s avonds werd er in het schuurtje wat bijverdiend met het stofferen van bankstellen. Met het geld dat mijn vader in de avonduren met stofferen bijverdiende, kon het gezin elke zomer op vakantie naar Zeeland. We verbleven dan met z’n negenen in een zespersoonszomerhuisje. De buren op het bungalowpark waren bijna altijd ... Duitsers. Die waren aangenaam verrast als ik Duits tegen ze sprak. Als ze mij dan vroegen waar ik de Duitse taal had geleerd, dan antwoordde ik trots: ‘Das habe ich von Fernsehen gelernt.’

De werkgever van mijn vader meldde hem aan voor een cursus Engelse conversatie, omdat er op de vliegbasis Volkel veel Amerikaanse militairen werden gestationeerd, en dat waren rijke klanten. ‘Een vertegenwoordiger die de Engelse taal machtig is, heeft een grote voorsprong op de concurrentie’, legde de baas aan mijn vader uit.

‘How do you do?’, vroeg mijn vader toen hij op een zaterdagmiddag thuiskwam van zijn eerste Engelse les. We hadden geen idee wat hij wilde zeggen. ‘Binnenkort gaan we allemaal Engels leren,’ zei mijn vader, ‘want op televisie worden Engelse lessen uitgezonden.’ ‘Jong geleerd is oud gedaan,’ zei mijn vader altijd, ‘dat geldt zeker voor een vreemde taal.’ Zo zaten we een week later met z’n allen naar de eerste ‘Walter and Connie’-lessen op televisie te kijken en oefenden we de Engelse woorden en vooral de uitspraak. De tweede kennismaking met een vreemde taal in mijn jeugd was een feit.

Op doordeweekse dagen reed mijn vader in zijn Ford Taunus met rijke klanten naar degelijke Duitse meubelfabrieken. Ja, mijn vader wist zich aardig te redden met zijn ‘oorlogsduits’. De rijke Amerikanen kochten graag bij hem. Niet omdat zijn Engels zo goed was, maar gewoon omdat mijn vader een rasechte verkoper was. Ondanks alle inspanningen boekte mijn vader nauwelijks enige vooruitgang in de Engelse conversatielessen. Zijn Engelse uitspraak was een regelrechte ramp. Zo is het mijn vader nooit gelukt om het woord ‘furniture’ correct uit te spreken . Als ik plagerig aan mijn vader vroeg ‘What are you selling?’, dan lachte hij alleen maar ...

Met mijn ‘Bonanzaduits’ en ‘”Walter and Connie”-engels’ waren de talen geen probleem voor me op de middelbare school. Uiteraard was de Franse taal verplichte kost en zo werd er bijna ongemerkt een derde vreemde taal aan mijn leven toegevoegd.

Begin jaren negentig verhuisde ik naar Aruba. Als veertiger bleek het voor mij een zware opgave om nog twee talen, het Papiaments en Spaans, onder de knie te krijgen. Ik herkende het leerprobleem waar ook mijn vader als veertiger mee had geworsteld. In 1995 werd mijn zoon geboren. Na tien maanden verhuisden we naar Bonaire en een jaar later kreeg hij gezelschap van een zusje. Op een tropisch eiland met elfduizend inwoners van veertig verschillende nationaliteiten groeiden mijn kinderen op in een mengelmoes van culturen en talen. De juffrouwen op de ‘kresh’ spraken Papiamento en de kinderen op het eiland vonden het vanzelfsprekend dat men zich ook nog in het Nederlands, Engels en Spaans verstaanbaar moest kunnen maken.

Dit jaar zijn ze allebei geslaagd voor hun middelbare school. Om verder te studeren, moeten ze het eiland verlaten. We vinden het heel vanzelfsprekend dat ze meertalig zijn opgegroeid en dat ze daardoor met veel zelfvertrouwen de wereld zullen gaan verkennen. 

Gerard van Erp (62 jaar), winnaar Van Dale Gouden Talenknobbel 2015.
Vorig artikel
Volgend artikel