‘Sinterklaasgedicht’ door Jaap de Groot
De Dikke Van Dale is er niet alleen voor het dictee, de brief of een manuscript. De Dikke Van Dale is er ook voor het gedicht. Het sinterklaasgedicht. De uitdaging voor eenieder. Wel of niet gezegend met schrijftalent, voor 5 december moet je eraan geloven. Is er liefde voor de taal, dan is het een feest. Is die er niet, dan is het een straf. Rijmen op je tandvlees.
Wat volgt is het voorlezen door de gelukkige. Door het lijf van vooral de talentloze dichter stuwt de adrenaline. Komt de kwinkslag over? Slaat de grap in? Het levert altijd maar weer dieptepunten op. Ieder jaar op 5 december komen duizenden amateurdichters tot de conclusie dat een ram met de roe en een plek in de zak te prefereren zijn boven een verkracht gedicht. Uitgevoerd door iemand die niets met rijmelarij heeft. Iemand de binnensmonds het stukje literatuur voor hem afraffelt, dan in de prullenbak flikkert en hongerig het cadeau openscheurt.
Willem ‘Drum’ Steur was zo iemand. Wie Willem trok, werd tot 5 december veroordeeld tot slapeloze nachten. Door de jaren heen had hij een spoor van vernieling achtergelaten. Met hoeveel liefde zijn kinderen en kleinkinderen de teksten ook aan het papier toevertrouwden, de gevoelige snaar werd nooit geraakt. Na jaren de dans te zijn ontsprongen, was ik uiteindelijk ook de klos. Het lootje werd getrokken, opengemaakt en bij het zien van de naam Willem wist ik dat ik kansloos was.
Volstrekt kansloos. Alleen pikte ik het noodlot niet. Het vooruitzicht van een illusieloze opleessessie was onacceptabel. Dus koos ik voor de aanval. Met de Dikke Van Dale als wapen. In het diepste geheim werd een buitengewoon gewelddadig gedicht gecomponeerd. Het rijmde voor geen meter, maar iedere zin werd afgesloten met één, twee of drie woorden die niet uit te spreken waren. Toen het heerlijk avondje was gekomen, zat Willem erbij zoals altijd. Klaar om weer een rijmpartij te wurgen. Alleen ging dit keer zíjn strot eraan. De eerste drie zinnen vormden de valkuil. Ze liepen zoals hij gewend was, dus babbelde hij zich zo het mijnenveld in.
Vervolgens was het leed niet te overzien. Na confabuleren volgde reciproque interdepententie. Terwijl Willem naar adem begon te snakken, kreeg hij paraskevidekatriafobie, insubordinatie, dactyloscopie, anamnese, concubinaat en idiosyncratisch voor zijn kiezen. Wanhopig keek hij om zich heen toen zijn tong na prolegomena, rotrombine en somnambulisme dubbelsloeg. Na het uitspreken van het laatste woord keek Willem scheel, greep naar zijn keel en smeekte om genade. Het laatste woord van het meest wrede gedicht ooit was dan ook een voltreffer. Met dank aan de Dikke. Het sinterklaasgedicht dat met ‘Sint heeft heel lang moeten denken …’ begon, werd besloten met het naadloos op Willempie rijmende hippopotomonstrosesquippedaliofobie.
Jaap de Groot is chef sport bij het dagblad De Telegraaf.
Uit: Verhalen over taal - 150 jaar Van Dale (Van Dale Uitgevers, 2014), p. 160-161.