Hoe vernieuw je de Dikke Van Dale? | Deel X: Dat vermaledijde Engels
De Dikke Van Dale is een eentalig verklarend woordenboek van het Nederlands. Toch vind je er relatief veel, en in elk geval steeds meer Engelse woorden in. Dat is niet verwonderlijk, want invloeden uit het Angelsaksische taalgebied – zowel op financieel-economisch als op politiek gebied, maar ook op het terrein van kunst en technologie – spelen een belangrijke rol in onze samenleving. Dat zie je nu eenmaal terug in onze taal en dat heeft dus ook consequenties voor de woordenboekmaker. Op basis waarvan bepaalt zij of hij of een van oorsprong vreemdtalig (in casu Engels) woord in onze taal ingeburgerd is geraakt en als leenwoord een vermelding in de Dikke Van Dale verdient?
Het eenvoudige antwoord is dat je in de media nagaat (‘telt’) hoe vaak en in hoeveel verschillende bronnen zo’n woord wordt gebruikt. Soms wordt dan al snel duidelijk dat een van oorsprong Engels woord een algemeen gangbaar leenwoord is geworden in onze taal, zoals selfie of smartphone. Er zijn echter ook Engelse woorden waarvan de mate van inburgering en acceptatie veel minder duidelijk is. Als een Engels woord bijvoorbeeld nog maar korte tijd in onze taal figureert of slechts door bepaalde groepen wordt gebruikt, kun je vaak niet vaststellen dat het (al) algemeentalig is. Als woordenboekmaker moet je zulke gevallen soms langere tijd volgen en telkens overwegen en heroverwegen of vermelding in het woordenboek gewenst en gerechtvaardigd is of niet.
Zeer globaal zijn er twee soorten Engelse woorden in onze taal: Engelse woorden voor verschijnselen waarvoor in het Nederlands nog geen pendant bestaat, zoals nieuwe vaktermen uit de ICT, en Engelse woorden die in onze taal worden geïntroduceerd als alternatief of ‘concurrent’ van een bestaand ‘vaderlands’ woord.
Vaktermen
Het Engels is de laatste decennia de voertaal geworden in sommige, vooral internationaal georiënteerde kennisgebieden (en dus ook bedrijven en onderzoeksinstanties die zich daarmee bezighouden). Hierdoor importeert het Nederlands relatief veel Engelse vaktermen, waarvoor vaak geen oorspronkelijk Nederlandstalige alternatieven bestaan. Een groot deel van die vaktermen raakt alleen binnen het kennisgebied, maar niet in de omgangstaal ingeburgerd. Simpel gezegd: je vindt ze aanvankelijk niet of nauwelijks in de krant, en als ze daarin toch weleens voorkomen, worden ze vaak meteen vertaald of uitgelegd. Zolang dat het geval is, is vermelding in het woordenboek doorgaans niet aan de orde.
Komen zulke woorden vervolgens echter vaker in de krant voor en blijven ze in toenemende mate onvertaald en/of worden ze zonder toelichting gebruikt, dan raken ze uiteindelijk ingeburgerd. Daar kan wel wat tijd overheen gaan. Een mooi voorbeeld daarvan is de financiële vakterm fintech, die kort na de millenniumwisseling begon rond te zingen op internet, maar pas in 2014 als soortnaam zijn mediadebuut maakte in Het Financieele Dagblad. Aanvankelijk was fintech overduidelijk een ‘vreemd woord’, maar allengs vernederlandste het. Zo kon je steeds vaker op de zakenzender horen dat het tweede deel van fintech in ons taalgebied op dezelfde manier werd uitgesproken als het eerste deel van ons woord techniek. Zo’n vernederlandsing van de uitspraak – fɪntɛk werd fɪntɛχ – is voor de woordenboekmaker een indicatie dat het Engelse woord veranderd is in een Engels leenwoord in onze taal, dat daarom ook in een Nederlands woordenboek beschreven dient te worden.
Woordvervangers
Een ander type Engels in onze taal wordt gevormd door de woorden die sommige Nederlandstaligen omarmen ter vervanging van soms al eeuwenlang bestaande Nederlandse woorden. Tamelijk recente voorbeelden daarvan zijn awkward en awesome.
Awkward is een relatief nieuw modewoord in onze taal, dat sinds een paar jaar wordt gebruikt ter vervanging van ongemakkelijk, gênant of zelfs tenenkrommend. Vooral jongere generaties bedienen zich van dit leenwoord, dat in hun kringen bovendien kennelijk zo Amerikaans-Engels mogelijk uitgesproken moet worden.
De hang naar het Amerikaans-Engels leidt er in dit geval ook toe dat het woord zich vooralsnog ook niet voegt naar de grammaticale en morfologische regels in het Nederlands. Zo zie je dat awkward in de Volkskrant in de passage ‘echt gekke, lelijke, awkward en dus veel leukere foto’s’ niet – in lijn met ‘gekke’ en ‘lelijke’ – verbogen wordt.
Zo’n vindplaats helpt niet echt om het woord als een Engels leenwoord in het Nederlands te beschouwen. Toch was er in 2017 voldoende aanleiding voor om awkward met een voorlopige status toe te voegen aan de Dikke Van Dale, simpelweg omdat het in jonge en hippe kringen inmiddels tot de basiswoordenschat behoort:
Het woordenboek registreert nu eenmaal de taal die feitelijk wordt gebruikt.
Iets vergelijkbaars geldt inmiddels ook voor awesome. Eind 2017 maakte ik de afweging om dat woord (nog) niet in de Dikke Van Dale te vermelden, omdat niet helemaal duidelijk was of het al echt ingeburgerd was. Ik maakte er echter de aantekening bij dat ik het woord na een jaar of anderhalf, twee nog eens moest beoordelen. Dat heb ik inmiddels gedaan. Net als awkward ligt awesome veel jonge en hippe mensen in de mond bestorven en hoewel er natuurlijk prima Nederlandse alternatieven zijn, heb ik het op grond van frequentiegevens nu – met een voorlopige status – in de Dikke Van Dale opgenomen:
Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale