Hoe bewerk je de Dikke Van Dale | Deel XVI: Taalverrijking vanuit de actualiteit
‘Maar dan: wat is natuur nog in dit land?’, mijmerde de dichter J.C. Bloem op 28 oktober 1945 in de trein van Amsterdam naar Amersfoort, om deze regel vervolgens op te schrijven in wat lange tijd een van de bekendste en meest geciteerde naoorlogse gedichten is geweest: ‘De Dapperstraat’.
In barre tijden van klimaat- en stikstofcrisis is die vraag nog altijd – of misschien wel: opnieuw – actueel. Maar er is één lichtpuntje: in onze taal blijken we nu meer natuur te hebben dan vlak na de Tweede Wereldoorlog. Dat komt doordat er de afgelopen jaren een grote aanwas, zo niet een wildgroei is geweest aan samenstellingen met het woord natuur. Stonden er in 1945 nauwelijks samenstellingen met natuur in de Dikke Van Dale, anno 2019 tref je er een stuk of tien in aan, variërend van bovennatuur via doenatuur, kijknatuur en gebruiksnatuur tot zeenatuur.
Actuele kwesties of maatschappelijke discussies die veel stof doen opwaaien, zijn voor de woordenboekmaker soms aanleiding om (ter afwisseling van de reguliere werkzaamheden) de kernwoorden die daar verband mee houden eens na te lopen in het woordenboek. In dit geval was het stikstofprotest in Nederland van de afgelopen maand de directe aanleiding voor het nalopen van het trefwoord natuur en de samenstellingen daarmee in het woordenboek. Als gevolg daarvan werd in de media namelijk ook de kwaliteit van de natuur in Nederland uitgebreid besproken, en in achtergrondartikelen en opiniestukken werden diverse minder algemene of zelfs onbekende combinaties en samenstellingen met natuur gebruikt.
In dit geval bleek al snel dat er bepaalde lacunes in het lemma natuur waren. Zo ontbrak de uitdrukking terug naar de natuur, die overigens wel te vinden is in het lemma terug in de Dikke Van Dale. Daarnaast bleek dat een beschrijving van het betekenispatroon van een productieve reeks samenstellingen van het type eiland-, fjorden-, heide- en kustnatuur een welkome aanvulling op het lemma natuur zou kunnen zijn. Zulke samenstellingen zijn gelegenheidswoorden die spontaan worden gevormd als een taalgebruiker ze nodig heeft. Ze zijn niet zo courant dat ze als apart lemma met een definitie moeten worden opgenomen in de Dikke Van Dale. Toch willen woordenboekgebruikers weten of ze bestaan en hoe ze gespeld moeten worden. Door ze bij het lemma natuur te vermelden als onderdeel van een naar believen uitbreidbare reeks samenstellingen die een bepaald betekenispatroon hebben, geven we woordenboekgebruikers in elk geval een antwoord op hun vraag naar het bestaan en de spelling van dit type woorden.
Twee samenstellingen verdienen het echter wel om met een betekenisomschrijving, dus als volwaardig lemma, in de Dikke Van Dale te worden beschreven: boerennatuur en wensnatuur.
Om met dat laatste woord te beginnen: als je het woorddeel natuur in wensnatuur letterlijk neemt, is deze samenstelling eigenlijk heel vreemd. Van oorsprong denken we bij natuur immers nog altijd dat dit zonder bemoeienis van de mens is ontstaan. Maar zulke natuur is er allang niet meer in ons taalgebied. Al decennialang is de natuur maakbaar en wordt het landschap ingericht en afgestemd op de wensen van individuen, groepen of de overheid.
De meest actuele samenstelling is misschien wel boerennatuur. In algemene zin verwijst dat woord naar wat stedelingen natuur plegen te noemen, namelijk het platteland. Meer specifiek verwijst boerennatuur echter naar het platteland waar de biodiversiteit verrijkt is door biologische landbouw en veeteelt. Met meer dan 30.000 hits via Google is boerennatuur inmiddels een woord dat niet meer mag ontbreken in de Dikke Van Dale.
Zo leidt de discussie over de aantasting van de natuur door de uitstoot van stikstof in elk geval tot meer natuur in de Dikke Van Dale. Samenstellingen met natuur, wel te verstaan.
Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale