Prikjargon en vaccinatielingo
Afgelopen zaterdag vierde de coronapandemie op Nederlandse bodem zijn eerste verjaardag. Niet met een feestje, want inmiddels is zelfs de meest verstokte kluizenaar lockdownmoe. Iedereen – nou ja, bijna iedereen – wacht dan ook met smart op de verlossende prik in de bovenarm.
Dat collectieve vaccinverlangen zorgt momenteel voor een opvallende, maar wel eentonige uitbreiding van onze woordenschat: met woorden waarin prik of vaccin voorkomen. Zo zijn er na de teststraten nu ook heuse prik- of vaccinatiestraten ingericht. Voor de vaccinatielogistiek zijn prikplanners (nieuw beroep!) verantwoordelijk, al is de eindverantwoordelijke voor de vaccinatieoperatie natuurlijk de vaccinatieminister (naam waaronder de minister van zorg en/of volksgezondheid tegenwoordig bekendstaat).
Wie eenmaal gevaccineerd is, kan binnenkort wellicht een vaccinatiepaspoort krijgen, dat in de volksmond nu al prikpas heet. Daarmee kun je weer grensoverschrijdend reizen. Voor wie niet op zijn vaccinatiebeurt kan wachten en nog wat geld heeft, bestaat er zoiets als priktoerisme: je gaat dan op vaccinatievakantie naar een exotisch oord als Dubai om daar geprikt te worden.
Ook geopolitiek ontstaat er langzamerhand een vaccinatiejargon. China doet aan vaccinatiediplomatie in Afrika, Rusland voelt een zeker vaccinnationalisme nu Spoetnik V wereldwijd aan een opmars bezig is en binnen Europa is de vaccinsolidariteit inmiddels ver te zoeken.
Natuurlijk zijn er ook altijd wel vaccinatiesceptici, vaccincritici en regelrechte prik- of vaccinwappies. Die laten hun vaccinatiebeurt liever even voorbijgaan. Of ze lopen als antivaccinatiedemonstranten te hoop tegen het vaccinfetisjisme van de overheid. Zulke prik- of vaccinwappies (zoals anderen ze noemen) beschouwen het aanstaande prikparadijs namelijk eerder als een vaccinatiedictatuur.
Ton den Boon, Nederlands hoofdredacteur van de Dikke Van Dale