Call
Dat mijn dochter een paar Engelse woordjes leerde in de kleuterklas, wist ik wel. Maar dat ze in 2020 aan iedereen die het horen wil, vertelt dat haar vader altijd in een ‘call’ zit? Dat had ik niet kunnen bedenken een paar maanden geleden.
Corona doet gekke dingen met je. En ook met onze kinderen. Spontaan wordt een nieuw woord geboren, dat ze gebruiken alsof het om hun fiets of om broodbeleg gaat. Alsof het altijd zo geweest is. Zo hoorde ik vanaf de achterbank in de auto twee 6-jarigen met elkaar praten over ons, hun ouders. “Mijn vader drinkt de hele dag koffie, als hij een call heeft gaat hij tussendoor steeds een kopje koffie zetten.” “Oh, mijn vader zit ook de hele dag in een call. En dan mag je niet binnenkomen.”
Ik vraag me meteen af of call blijvend is. En of het in déze betekenis, videobellen dus, ook opgenomen wordt in de Dikke Van Dale. Het is een goede kandidaat, want je hoort het overal om je heen. En omdat Van Dale onze taal registreert zoals-ie wordt gebruikt, zie ik het positief in. Ik kan me in ieder geval geen leven meer zonder dit woord voorstellen.
En misschien nog belangrijker, is dit hoe onze kinderen zich ons herinneren later? Altijd in een call, oordopjes in, druk gebarend dat we niet gestoord willen worden? Ik hoop van niet. Ik hoop dat de thuiswerkperiode daar niet lang genoeg voor geduurd heeft. En dat de jaren vóór corona en onze vrije weekenden, waarin we niet de hele dag met ons hoofd in een scherm hangen, dit beeld van ons kunnen compenseren. In ieder geval heeft call bij ons thuis zijn plekje veroverd. Ik ben benieuwd of mijn dochter het nog gebruikt als ze later zelf in een onlineteamvergadering zit.
Chantal van Welsem-Janssen, contentmarketeer bij Van Dale Uitgevers