Betekenis 'zinnen']'

Je hebt gezocht op het woord: zinnen'].

zin (de; m; meervoud: zinnen; verkleinwoord: zinnetje) 1zintuig: geurzin, reukzin, smaakzin, tastzin2verstand; = geheugen: van zijn zinnen beroofd; bij zinnen komen het bewustzijn terugkrijgen3gevoel: dat streelt de zinnen; zin voor het schone; de zinnen verzetten voor afleiding zorgen4lust, begeerte: hij heeft zijn zin gekregen dat wat hij wilde is gebeurd; ik heb er geen zin in trek; het naar zijn zin hebben tevreden zijn; kwaad in de zin hebben van plan zijn; studiezin5betekenis, nut: wat heeft dat voor zin? waartoe dient het?6opzicht: in zekere zin heeft hij gelijk7(taalkunde) woord of groep van bij elkaar horende woorden waardoor je uiting geeft aan wat je denkt of voelt: hoofdzin, bijzin; een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt; een lange zin 1zin·nen (zon, heeft gezonnen) 1(+ op) peinzen over, denken aan: zinnen op wraak 2zin·nen (zinde, heeft gezind) 1aanstaan, bevallen: dat zinde hem niet

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.