Betekenis 'pakken'
Je hebt gezocht op het woord: pakken.
pak (het; o; meervoud: pakken) 1een aantal voorwerpen die bij elkaar gebonden, opgerold, of met iets omwikkeld zijn, zodat zij één geheel vormen; = bundel: bij de pakken neerzitten moedeloos zijn; dat is een pak van mijn hart een hele zorg minder; (Nederland; informeel) in het pak genaaid worden bedrogen of misleid worden2bep. verpakking, al dan niet met de inhoud: een pak melk3een stel bovenkleren: een nat pak halen in het water vallen4kostuum5vracht, laag: een dik pak sneeuw; een pak slaag krijgen; (België) een pak … veel, een hoop
pak·ken (pakte, heeft gepakt) 1(ordelijk) bij elkaar voegen, zodat een pak ontstaat: je spullen pakken (a) je bezittingen inpakken, meestal voor je vertrekt; (b) weggaan2grijpen, beetpakken: iem. te pakken hebben (a) beethebben en niet loslaten; (b) bedriegen3vangen, gevangennemen; = betrappen4houden, grijpen; = aanslaan (8): (van een motor) hij pakt!¶hij heeft het erg te pakken is erg verkouden, ziek, verliefd enz.
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.