Betekenis 'oppas'
Je hebt gezocht op het woord: oppas.
op·pas 1(m) het oppassen2(m/v/x; meervoud: oppassen) iem. die oppast, bv. op de kinderen
op·pas·sen (paste op, heeft opgepast) 1op iets letten: pas op, anders val je; goed oppassen zijn plicht doen, zich goed gedragen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.