Betekenis 'fris'
Je hebt gezocht op het woord: fris.
1fris (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord; vergrotende trap: frisser, overtreffende trap: frist) 1zonder een spoor van verval of bederf; (van kleuren) helder2jong, nieuw: met frisse moed opnieuw beginnen; fris van de lever spontaan; met frisse tegenzin ironisch gezegd als je ergens geen zin in hebt3zuiver en opwekkend; aangenaam koel: een frisse neus halen even naar buiten gaan4kouder dan je zou verwachten; doe een jas aan, het is fris buiten
2fris (de; m) 1frisdrank
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.