Betekenis 'boontje'
Je hebt gezocht op het woord: boontje.
boon (de; v(m); meervoud: bonen) 1zaad van peulvruchten: witte, bruine bonen; in de bonen zijn in de war zijn, de kluts kwijt zijn2de plant zelf
boon·tje (het; o; meervoud: boontjes) 1kleine boon: boontje komt om zijn loontje iem. die iets misdoet krijgt zijn verdiende loon; zijn eigen boontjes doppen zelf zijn zaakjes opknappen; een heilig boontje iem. die zich buitengewoon braaf voordoet
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.