Betekenis 'Weest'

Je hebt gezocht op het woord: Weest.

1wee (het/de; o en v(m); meervoud: weeën) 1pijn, verdriet: naar iemands wel en wee informeren naar zijn toestand2(m.n.) pijnlijke samentrekking van de baarmoeder kort voor het baren: de weeën zijn begonnen 2wee (bijvoeglijk naamwoord) 1flauw, naar: zich wee voelen; een weeë lucht 3wee (tussenwerpsel) 1woord dat angst, spijt, dreiging uitdrukt: wee je gebeente! pas op! (als dreigement); o wee! 1we·zen (was, waren, is geweest) 1zijn, bestaan: bij wie moet u wezen?; ik ben wezen vissen heb gevist; hij mag er wezen (a) is goed voor zijn taak berekend; (b) is knap om te zien 2we·zen (het; o; meervoud: wezens) 1het essentiële; dat wat iemand of iets maakt tot wat die persoon of die zaak is, het belangrijkste kenmerk van iemand of iets2schepsel; er was geen levend wezen te zien3(in samenstellingen) alles wat het in het eerste lid genoemde betreft: bankwezen, loodswezen, muntwezen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.