Betekenis 'Oor-'
Je hebt gezocht op het woord: Oor-.
oor (het; o; meervoud: oren) 1orgaan, zintuig van het gehoor, m.n. het zichtbare gedeelte van het gehoororgaan: het oor strelen aangenaam klinken; dat is ons ter ore gekomen dat hebben wij gehoord; dat gaat het ene oor in en het andere uit wordt onmiddellijk vergeten; één en al oor zijn aandachtig luisteren; maar met een half oor luisteren het gezegde maar gedeeltelijk tot zich door laten dringen; zijn oor (of: oren) te luisteren leggen erachter proberen te komen wat anderen vinden; nog niet droog achter de oren nog zeer jong en onervaren; oren naar iets hebben ervoor te vinden zijn; kleine potjes hebben grote oren kinderen begrijpen doorgaans meer van een gesprek dan je zou denken; iem. de oren wassen hem streng toespreken; tot over de oren in het werk zitten, verliefd zijn heel erg; het probleem zit voornamelijk tussen de oren wordt door psychische problemen veroorzaakt; iem. een oor aannaaien iem. iets wijsmaken; met rode oortjes opgewonden; met je oren staan te klapperen zeer verbaasd zijn over wat je hoort; je achter de oren krabben je ernstig beraden omdat je niet weet wat je met de situatie aan moet; op één oor liggen slapen; (België) op zijn beide (of: twee) oren slapen zich geen zorgen maken2iets dat in vorm op een oor lijkt: het oor van een kopje handvat
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.