Betekenis 'Hou'
Je hebt gezocht op het woord: Hou.
1hou·den (hield, heeft gehouden) 1blijvend bezitten; = behouden: je mag het boek houden2vasthouden; het ijs houdt nog niet is nog niet sterk genoeg om mensen te dragen3gestand doen: zijn woord houden4(+ aan) verplichten na te komen: iem. houden aan de gemaakte afspraken5in een toestand (laten) blijven: rechts houden aan de rechterkant van de weg rijden of lopen; houden zo! zorgen dat het zo blijft!; iets vóór zich houden er niets van zeggen6(+ van) liefhebben: van iem. houden7(+ voor) aanzien voor: iem. voor een ander houden8(wederkerend) de schijn aannemen van, zich gedragen: zich doof houden9hebben voor werk of plezier: een café houden; cavia's houden10uithouden11vastgrijpen, bedwingen, tegenhouden: houd de dief!; zijn mond houden zwijgen; hij was niet meer te houden; er is geen houden meer aan het genoemde doet zich steeds vaker voor, is onbeheersbaar geworden¶een toespraak houden uitspreken; het met iem. houden (a) de partij kiezen van; (b) een verhouding hebben met; opruiming houden verrichten; het houden op (a) de voorkeur geven aan; (b) schatten
2hou·den (het; o) zie 2hebben
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.