Betekenis 'Op'
Je hebt gezocht op het woord: Op.
1op (bijwoord) 1(plaats) sur: hij heeft zijn hoed op il a son chapeau sur la tête2(richting) en haut: op en neer gaan monter et descendre; op en neer lopen se promener de long en large; de trap op en montant (l'escalier); hij is op (uit bed) il est levé; (figuurlijk) tegen iem. op kunnen être de taille à lutter avec qqn.3(ten einde) fini(e): we hebben het eten op nous avons fini de manger; mijn geduld is op je suis à bout de patience; hij is op (van vermoeidheid) il est à bout de forces; de kolen zijn op il n'y a plus de charbon; op is op dans la limite des stocks disponibles, stock limité4aansporing; kom maar op! viens-y donc !; zeg op dites¶het kan niet op! ça n'arrête pas !; hij kan zijn plezier wel op il n'est pas à la noce
2op (voorzetsel) 1(m.b.t. plaatselijke betrekking) sur, à dans, en: op de fiets à bicyclette; op de grond par terre; op zee en mer; hij woont op het platteland il habite à la campagne; op een eiland dans une île; op het eiland N dans l'île de N, à N; op mijn kamer dans ma chambre; op kantoor au bureau; op zijn kantoor dans son bureau; op 100 km afstand à une distance de 100 km; op zijn plaats à sa place; op school à l'école; op straat dans la rue; alleen op de wereld seul au monde2(tegen) contre: op de deur kloppen frapper à la porte3(m.b.t. richting) sur, vers: aanrukken op marcher sur; de handel op Azië le commerce avec l'Asie4(m.b.t. een tijdstip) à: op de zevende dag le septième jour; op een mooie zomeravond par une belle soirée d'été; op zijn twaalfde à (l'âge de) douze ans; op 4 mei is dodenherdenking le 4 mai on commémore les morts; op tijd à temps; nooit op zondag jamais le dimanche5(gedurende) pendant, dans, en: op jacht à la chasse; op één dag en une journée; op mijn reis pendant mon voyage; op reis en voyage; op de vlucht en fuite6(m.b.t. onmiddellijke nabijheid) sur: keer op keer coup sur coup7(m.b.t. wijze) à, de, à la: op zijn best de son mieux; op zijn Frans à la française; op die manier de cette façon8(m.b.t. een verhouding) sur: tien op de dertig zijn geslaagd dix sur trente ont réussi; zijn auto rijdt één op twaalf sa voiture fait du huit aux cent9à: op een gelukkig nieuwjaar! bonne année !; op ons succes! à notre succès !¶op één na à un près; op bevel conformément à l'ordre; rekenen op compter sur; vertrouwen op avoir confiance en; kersen op brandewijn cerises à l'eau de vie
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.