Betekenis 'zon'
Je hebt gezocht op het woord: zon.
1zinnen (onovergankelijk werkwoord) 1(peinzen) sinnen: hij zat op wraak te zinnen er sann auf Rache
2zinnen (onovergankelijk werkwoord) 1(bevallen) gefallen: dat zinde hem niet das gefiel ihm nicht
zon 1Sonne v: een fel brandende zon eine sengend heiße Sonne; voor niets gaat de zon op umsonst ist der Tod; zich in de zon koesteren sich sonnen; de zon schijnt die Sonne scheint; in de volle zon in der prallen Sonne
zo'n 1so ein, solch ein: hij heeft net zo'n jas er hat genauso einen Mantel; maak niet zo'n herrie mach nicht so (of: solch) einen Krach; ik heb zo'n slaap ich bin so müde; zo'n beetje in etwa, mehr oder weniger
zonnen 1sich sonnen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.