Betekenis 'goed'
Je hebt gezocht op het woord: goed.
1goed (zelfstandig naamwoord) 1(tegenstelling van kwaad) Gute(s) o: iets goeds etwas Gutes; veel goeds viel Gutes; goed en kwaad Gutes und Böses; te veel van het goede zu viel des Guten; dat komt hem ten goede das kommt ihm zugute2(bezittingen) Gut o3(goederen) Güter (meervoud) o, (handelswaar) Waren (meervoud) v4(stof, textiel) Zeug o, Stoff m: (verschoning) schoon goed reine Wäsche, (kleren) Kleider (meervoud)
2goed (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1gut: goed! (a) (het eens zijn) richtig!; (b) (mooi zo) schön!; goed zo! prima!; mij goed! mir recht!; ook goed! schon gut!; hij is goed af er ist gut dran; die is goed! das ist aber gut!; alles goed en wel, maar … alles gut und schön, aber …; als ik het goed heb wenn ich mich nicht irre; zij is goed in wiskunde sie ist gut in Mathematik; moeder en kind maken het goed Mutter und Kind sind wohlauf; hij voelt zich niet goed er fühlt sich nicht wohl; op een goede morgen eines Morgens; een goede dertig mensen gut dreißig Leute; goed kwaad zijn recht böse sein; goed van vertrouwen zijn vertrauensselig sein; zo goed en zo kwaad als het gaat so gut es geht; (m.b.t. eten) goed blijven sich halten; ik ben wel goed maar niet gek bei aller Liebe(, aber …); daar word ik niet goed van da wird mir schlecht; net goed! gut/recht so!; dat zit wel goed das geht schon klar; hij is nergens goed voor er ist zu nichts gut, er taugt zu nichts
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.