Betekenis 'vive!'
Je hebt gezocht op het woord: vive!.
1vif (m) 1levend vlees: plaie à vif open wond; couper dans le vif (a) in het (levende) vlees snijden; (b) (iem.) in zijn wezen raken; (c) drastisch optreden¶sur le vif natuurlijk, getrouw; avoir les nerfs à vif uiterst prikkelbaar zijn; pêcher au vif met levend aas vissen; entrer dans le vif du sujet van wal steken
2vif, vive (bijvoeglijk naamwoord) 1levend2levendig, fris, zuiver: eau vive stromend water3hevig, driftig, agressief, fel: à vive allure in volle vaart; à mon vif regret tot mijn grote spijt¶chaux vive ongebluste kalk
vive ! 1leve!
1vivre (onovergankelijk werkwoord) 1leven, bestaan: vivre vieux een hoge leeftijd bereiken; vivre pauvrement een armoedig bestaan leiden; savoir vivre zich weten te gedragen; apprendre à vivre à qqn. iem. mores leren; être facile à vivre makkelijk zijn in de omgang2(over)leven: travailler pour vivre de kost verdienen3wonen: vivre avec qqn. (met iem.) samenwonen, samenleven
2vivre (overgankelijk werkwoord) 1beleven, doormaken: vivre sa vie zijn eigen leven leiden; c'est qqn. qui a vécu het is iem. die heel wat heeft meegemaakt (in zijn leven)
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.