Betekenis 'tenir'
Je hebt gezocht op het woord: tenir.
1tenir (onovergankelijk werkwoord) 1houden, vastzitten, grenzen (aan), bestand zijn, vol-, uithouden: tenir à un fil aan een (zijden) draadje hangen; tenir bon, tenir ferme standhouden, niet toegeven; cela ne tient pas debout dat houdt geen steek, is onzinnig; elle ne tenait plus debout (de fatigue) ze kon niet meer op haar benen staan (van vermoeidheid); le beau temps ne tiendra pas het mooie weer zal niet aanhouden; cette offre tient-elle toujours ? staat dat aanbod nog steeds?2kunnen in, gaan in: on tient à huit à cette table men kan met zijn achten aan die tafel (zitten)3(+ à) gesteld zijn op, staan op, absoluut willen: cela lui tient à cœur dat ligt hem na aan het hart; je tiens à vous dire ik stel er prijs op u te zeggen4(+ à) afhangen van, komen (door)5grenzen aan: il tient de son père hij lijkt op zijn vader¶tenir tout seul blijven staan
2tenir (overgankelijk werkwoord) 1houden, bijhouden, tegenhouden, vasthouden: tiens ! tenez ! pak aan! alsjeblieft! kijk; tiens ! hé, welwel; tenir un commerce een zaak drijven; tenir conseil beraadslagen; tenir bon, tenir le coup volhouden, stand houden; tenir un engagement een verplichting nakomen; tenir sa langue zijn mond houden; tenir les livres de boeken bijhouden; tenir sa droite rechts aanhouden; bien tenir la route een goede wegligging hebben, vast op de weg liggen (auto); tenir tête (à) het hoofd bieden (aan)2houden, hebben, bezitten, meester zijn van: tenir qqch. de qqn. (a) van iem. iets gekregen hebben; (b) iets van iem. vernomen hebben, gehoord hebben; je le tiens ik heb hem (te pakken); tenir l'affiche op het programma blijven; tenir une classe orde houden; tenir de bonne source uit goede bron vernomen hebben; tenir le rôle de de rol spelen van; tenir de la place plaats beslaan; ne pas tenir en place niet stil kunnen blijven zitten3(+ pour) houden voor, beschouwen als
se 3tenir (wederkerend werkwoord) 1staan, zich ophouden, zich bevinden, blijven: bien se tenir zich staande houden; tenez-vous bien ! (a) hou je haaks!; (b) pas op!; tenez-vous là blijf daar; se tenir droit rechtop zitten; se tenir debout staan2zich (elkaar) vasthouden, verband houden, gehouden worden, zich weerhouden: s'en tenir à zich houden aan, blijven bij; tout se tient alles houdt verband met elkaar; ce raisonnement se tient die redenering zit goed in elkaar; je m'y tiens daar blijf ik bij; je m'en tiendrai là ik zal het daarbij laten; se le tenir pour dit het zich voor gezegd houden; savoir à quoi s'en tenir weten waar men aan toe is
4tenir (onpersoonlijk werkwoord) 1il ne tient qu'à moi dat hangt alleen van mij af
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.