Betekenis 'sur'
Je hebt gezocht op het woord: sur.
1sur, sure (bijvoeglijk naamwoord) 1zurig, rins
2sur (voorzetsel) 1op, boven(op), aan, bij, in, naar, om, over, tegen: la clé est sur la porte de sleutel zit in de deur; crier sur les toits aan de grote klok hangen; sur mer aan zee; sur (la) Seine aan de Seine; sur (la) rue aan de straat; sur terre et sur mer te land en te water; un pont sur le Doubs een brug over de Doubs; sur les lieux ter plaatse; un jour sur deux om de andere dag; sur toute la largeur over de hele breedte; avoir sur soi bij zich hebben; donner sur uitkomen op, uitzien op; fermer la porte sur soi de deur achter zich sluiten; prendre exemple sur een voorbeeld nemen aan; je le jure sur la tête de mon fils (of: ma fille) ik mag doodvallen als het niet waar is; sur la défensive in het defensief; juger sur les apparences naar het uiterlijk oordelen; une pièce de six mètres sur quatre een kamer van zes bij vier meter; aller sur ses trente ans tegen de dertig lopen; être sur le départ op het punt van vertrekken staan; sur les onze heures tegen elven, om een uur of elf; sur ce hierop; sur quoi waarop; sur votre gauche aan uw linkerhand, links; sur le coup op slag, meteen; je vais sur Lille ik ga naar Lille; je travaille sur Paris ik ben werkzaam in de Parijse regio; le bois s'étend sur trois hectares het bos strekt zich uit over drie hectaren
sûr, sûre 1zeker, vast, betrouwbaar, veilig, feilloos: bien sûr (wel) zeker, natuurlijk; pour sûr, à coup sûr ongetwijfeld; en lieu sûr op een veilige plek; endroit sûr veilige plaats; c'est sûr et certain dat staat buiten kijf; j'en étais sûr ik wist het al
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.