Betekenis 'sors'

Je hebt gezocht op het woord: sors.

sors eerste, tweede persoon enkelvoud van sortir 1sortir (m) 1au sortir de l'été aan het einde van de zomer 2sortir (onovergankelijk werkwoord; vervoegd als dormir) 1naar buiten gaan, uitkomen, verschijnen: faire sortir uitlaten; sortez ! eruit!; je sors de chez lui ik kom juist bij hem vandaan; je ne sors pas de daar blijf ik bij; en sortir, sortir d'affaire zich uit de moeilijkheden redden; sortir dans le couloir de gang op gaan2uitgaan: sortir en boîte naar een discotheek, nachtclub gaan, gaan dansen; sortir au restaurant uit eten gaan3(+ de) komen uit, van, treden buiten, voortkomen uit, afstammen van: sortir de l'enfance de kinderschoenen ontgroeid zijn; (figuurlijk) sortir de ses gonds zich kwaad maken; sortir de l'esprit vergeten worden; sortir de la mémoire ontschieten; sortir des rails ontsporen, derailleren (ook figuurlijk); sortir des habitudes niet met de gewoontes overeenkomen; (informeel) il fallait que ça sorte het moest eruit4(+ de) afwijken van, te buiten gaan: cela sort de l'ordinaire dat zie je niet iedere dag; vous sortez du sujet u dwaalt af5(+ de) komen van: sortir de table van tafel gaan 3sortir (overgankelijk werkwoord; vervoegd als dormir) 1halen (uit), buiten brengen, buiten zetten: (informeel) sortir qqn. iem. eruit gooien2uitgaan met (een kind), uitlaten (van een hond)3(film) publiceren, in de handel brengen, uitbrengen 4sortir (overgankelijk werkwoord; vervoegd als finir) 1sorteren se 5sortir de (wederkerend werkwoord; vervoegd als dormir) 1zich redden (uit): se sortir d'un mauvais pas zich uit een hachelijke positie redden; comment s'en est-elle sortie ? hoe heeft ze het er afgebracht?; je m'en sors ik red me wel

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.