Betekenis 'pratique'

Je hebt gezocht op het woord: pratique.

1pratique (v) 1praktijk, be-, uitoefening, ervaring: mettre en pratique in praktijk brengen, toepassen; pratique des sports sportbeoefening2toepassing: meilleures pratiques best practice3gebruik, gewoonte 2pratique (bijvoeglijk naamwoord) 1praktisch: travaux pratiques practica, werkcolleges2doelmatig, bruikbaar, nuttig: le métro est pratique pour se déplacer de metro is een handig vervoermiddel 1pratiquer (overgankelijk werkwoord) 1naleven, in acht nemen, uitvoeren, in praktijk brengen, verrichten, doen (aan), be-, uitoefenen, toepassen2aanbrengen, aanleggen3praktiseren se 2pratiquer (wederkerend werkwoord) 1gebruikelijk zijn

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.