Betekenis 'pouvoir'

Je hebt gezocht op het woord: pouvoir.

1pouvoir (m) 1macht, vermogen, kracht: pouvoir d'achat koopkracht; pouvoir créateur scheppend vermogen; cela dépasse mon pouvoir dat gaat boven mijn macht2(juridisch) bevoegdheid, volmacht: fondé de pouvoir procuratiehouder; donner pouvoir de machtigen; les pleins pouvoirs volmacht3macht, gezag, bewind, invloed: le pouvoir exécutif de uitvoerende macht; les pouvoirs publics de overheid; arriver au pouvoir aan het bewind, de macht komen 2pouvoir (overgankelijk werkwoord) 1kunnen, in staat zijn, vermogen: n'en pouvoir plus op zijn, niet meer kunnen; on ne peut plus beau bijzonder mooi2mogenadvienne que pourra wat er ook gebeuren moge se 3pouvoir (wederkerend werkwoord) 1mogelijk zijn, kunnen: il se peut que het kan zijn dat; cela se peut dat is mogelijk

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.