Betekenis 'mesure'
Je hebt gezocht op het woord: mesure.
mesure (v) 1maat (in alle betekenissen): battre la mesure de maat slaan; chanter en mesure in de maat zingen; mesure à trois temps driekwartsmaat; à mesure que naarmate; à la mesure de (a) opgewassen tegen; (b) evenredig aan; un adversaire à sa mesure een tegenstander van zijn kaliber; dans la mesure où voor zover; donner toute sa mesure tonen wat men waard is; faire deux poids deux mesures met twee maten meten; dépasser la mesure de perken te buiten gaan; en mesure in staat; dans la mesure du possible naar vermogen; avec mesure gematigd, met mate; outre mesure buitensporig; sur mesure op maat; n'avoir aucune mesure commune onvergelijkbaar zijn; sans commune mesure avec in geen verhouding staande tot2meting3maatregel: prendre des mesures maatregelen treffen; par mesure d'économie om te besparen
mesuré, mesurée 1afgemeten, afgepast, regelmatig, ritmisch, gematigd, weloverwogen
1mesurer (overgankelijk werkwoord) 1meten, opmeten, afmeten, de maat nemen2schatten, berekenen: mesurer ses propos zijn woorden wikken; mesurer qqn. des yeux iem. goed opnemen (bekijken)3(+ d'après, sur) beoordelen naar
se 2mesurer (wederkerend werkwoord) 1gemeten worden2meetbaar zijn3(+ avec, à) zich meten met4elkaar opnemen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.