Betekenis 'manque'
Je hebt gezocht op het woord: manque.
manque (m) 1gebrek, ontbreken, gemis, het ontbrekende, lacune, schaarste, tekort: manque de pot, manque de bol pech; manque de cœur harteloosheid; manque à gagner winstderving; manque de naturel onnatuurlijkheid, gekunsteldheid; combler un manque een tekort (of: lacune) aanvullen; état de manque onthoudingsverschijnselen hebben, cold turkey; être en manque onthoudingsverschijnselen hebben
manqué, manquée 1mislukt, gebrekkig, gemist, misgelopen: coup manqué misslag, misschot, misser; un cuisinier manqué iem. die zijn roeping van kok is misgelopen; un garçon manqué een meisje dat erg jongensachtig is
1manquer (onovergankelijk werkwoord) 1ontbreken, mankeren: il me manque ik mis hem; il ne manquerait plus que cela ! dat is het toppunt!2(+ de) gebrek hebben aan, te kort komen, ontberen: il ne manque de rien het ontbreekt hem aan niets3verzuimen, nalaten, vergeten: je n'y manquerai pas ik zal het niet vergeten (te doen); il ne manquera pas d'être étonné hij zal ongetwijfeld verbaasd zijn4tekortschieten, in gebreke blijven, niet nakomen5niet slagen, mislukken, falen: la tentative a manqué de poging is mislukt¶manquer de se faire écraser bijna onder een auto terechtkomen; manquer de tomber bijna vallen
2manquer (overgankelijk werkwoord) 1missen2niet slagen3laten mislukken, verknoeien4laten voorbijgaan, niet aangrijpen: manquer une occasion een gelegenheid voorbij laten gaan5verzuimen: manquer la classe spijbelen6mislopen
se 3manquer (wederkerend werkwoord) 1een vergeefse zelfmoordpoging doen2elkaar mislopen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.