Betekenis 'imposer'
Je hebt gezocht op het woord: imposer.
1imposer (onovergankelijk werkwoord) 1en imposer à qqn. imponeren
2imposer (overgankelijk werkwoord) 1opleggen2voorschrijven, opdringen: imposer le respect ontzag inboezemen3belasten, belasting heffen van (iem.), op (iets)
s'3imposer (wederkerend werkwoord) 1zich opdringen, de aangewezen persoon zijn2noodzakelijk zijn: cette décision s'impose die beslissing ligt voor de hand; une visite au Louvre s'impose een bezoek aan het Louvre is een ‘must’, het Louvre moet je gezien hebben3zich tot taak stellen, zichzelf opleggen4(sport) overwinnen: Le PSG s'impose (face) à Nantes PSG wint van Nantes; Nadal s'est imposé en trois sets Nadal won in drie sets
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.