Betekenis 'cru'
Je hebt gezocht op het woord: cru.
1croire (overgankelijk werkwoord) 1geloven, menen, denken, aannemen, achten, houden voor, vertrouwen: je le croyais plus courageux ik dacht dat hij dapperder was; ne pas en croire ses yeux zijn ogen niet kunnen geloven; il croit à la négociation hij is overtuigd van de zin van onderhandelen; croire en soi in zichzelf geloven, zelfvertrouwen hebben; croire en Dieu in God geloven; à en croire la presse … als we de pers moeten geloven …; on croit rêver ! het is haast niet te geloven!
se 2croire (wederkerend werkwoord) 1zich achten, zich houden voor: il se croyait riche hij dacht dat hij rijk was; on se croirait en été je zou denken dat het zomer is
croître 1groeien, wassen, toenemen
1cru voltooid deelwoord van 1croire
2cru (m) 1wijnsoort, wijngaard, streek: grand cru beroemde wijn; vin du cru landwijn, streekwijn; (informeel) du cru plaatselijk, streek-; de son cru van eigen grond, maaksel, vinding
3cru, crue (bijvoeglijk naamwoord) 1rauw, ongaar: lait cru niet gesteriliseerde melk; fromage au lait cru rauwmelkse kaas2ruw, hard, stuitend, onomwonden, ongezouten: couleurs crues harde kleuren; dans le jour cru in het felle daglicht3ruw, onbewerkt¶monter à cru zonder zadel paardrijden; il fait cru het is waterkoud
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.