Betekenis 'court'
Je hebt gezocht op het woord: court.
1courir (onovergankelijk werkwoord) 1hardlopen, hollen, vliegen, rennen: courir après (qqn., qqch.) nalopen, najagen; qu'est-ce qui vous fait courir ? wat beweegt u?; en courant in haast, snel; laisser courir op zijn beloop laten; courir à sa ruine zijn ondergang tegemoet gaan2lopen (van trein, rivieren enz.): le bruit court het gerucht gaat; par les temps qui courent vandaag de dag, tegenwoordig
2courir (overgankelijk werkwoord) 1meedoen aan (een wedstrijd)2jacht maken op3zich blootstellen aan: courir un danger gevaar lopen4veel bezoeken, aflopen5najagen: courir un prix meedingen naar een prijs6doorkruisen
1court (m) 1tennisbaan
2court, courte (bijvoeglijk naamwoord) 1kort: faire la courte échelle à qqn. (a) iem. op zijn schouders laten staan; (b) iem. voorthelpen; avoir l'haleine courte kortademig zijn; avoir la mémoire courte vergeetachtig zijn; à court terme op korte termijn2bekrompen3krap: c'est un peu court het is onvoldoende
3court (bijwoord) 1kort: couper court à la discussion de discussie afkappen; tout court kortweg, zonder meer2ineens: tourner court (ineens) mislukken, verzanden¶à court zonder; être à court d'arguments geen argumenten meer hebbe; être à court d'argent krap zitten; prendre de court overrompelen, verrassen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.