Betekenis 'avoir'
Je hebt gezocht op het woord: avoir.
1avoir (m) 1bezit2activa, tegoed, saldo
2avoir (overgankelijk werkwoord) 1hebben, bezitten: j'ai faim ik heb honger; il a vingt ans hij is twintig; il a beau dire hij heeft mooi praten; en avoir à (of: contre) qqn. het op iem. gemunt hebben; en avoir pour longtemps lang werk hebben; je n'en ai pas pour longtemps ik ben zo terug; (informeel) avoir qqn. iem. beetnemen; je l'ai eu ik heb hem te pakken; qu'avez-vous ? wat scheelt u?2krijgen: j'ai eu ce livre pour presque rien ik heb dat boek voor bijna niets gekregen; se faire avoir afgezet worden (m.b.t. geld)3(+ à; + onbepaalde wijs) moeten, dienen te: la seule chose qu'il ait à faire het enige wat hij moet doen; j'ai à faire ik heb het druk; vous n'avez qu'à y venir je hebt maar te komen
3avoir (hulpwerkwoord) 1hebben, zijn: il a dormi hij heeft geslapen; il a vieilli hij is oud(er) geworden
4avoir (onpersoonlijk werkwoord) 1il y a er is, er zijn; il y a longtemps (het is) lang geleden; il y a quelques années enkele jaren geleden; qu'est-ce qu'il y a ? wat scheelt eraan?, wat is er aan de hand?; il n'y a qu'à men hoeft alleen maar te …
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.