Betekenis 'aller'
Je hebt gezocht op het woord: aller.
1aller (m) 1heenreis: aller (et) retour retourtje; match aller eerste ontmoeting (van twee wedstrijden), (België) heenwedstrijd
2aller (onovergankelijk werkwoord) 1(beweging) gaan, lopen, zich begeven, stromen, (weg) leiden, vorderen: aller en voiture rijden; j'y vais ik ga erheen; aller et venir ijsberen; aller chez qqn. iem. opzoeken, bezoeken; il va sur ses cinquante ans hij loopt tegen de vijftig; il ira loin hij zal het ver brengen; laisser aller op zijn beloop laten; se laisser aller de moed verliezen2(toestand) ervoor staan: comment vas-tu ? hoe gaat het met je?; comment vont les affaires ? hoe staan de zaken ervoor?3functioneren: ça va tout seul dat gaat gesmeerd4passen, geschikt zijn: ça vous va bien dat staat u goed; ça va comme ça zo is het goed; ces deux couleurs vont bien ensemble die twee kleuren passen goed bij elkaar5met gérondif; aller en s'améliorant gaandeweg (of: steeds) beter worden¶vas-y !, allez-y ! (a) (aanmoediging; sport) vooruit!, kop op!, zet hem op!; (b) (ongeduld) schiet op!; allons-y laten we gaan, laten we beginnen, kom, vooruit; (afkeuring) allons donc ! kom nou!; va pour … akkoord met …, oké; j'allais t'appeler ik stond op het punt je op te bellen
s'en 3aller (wederkerend werkwoord) 1weggaan, verdwijnen
4aller (hulpwerkwoord; + onbepaalde wijs) 1(weldra) zullen: il va pleuvoir het gaat regenen; le train va partir de trein vertrekt zo
5aller (onpersoonlijk werkwoord) 1il en va de même pour hetzelfde geldt voor; il va de soi que het spreekt vanzelf dat
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.