Betekenis 'win'

Je hebt gezocht op het woord: win.

1win (zelfstandig naamwoord) 1overwinning 2win (onovergankelijk werkwoord; won, won) 1winnen, zegevieren, de overwinning behalen: win hands down op zijn gemak winnen; win out (of: through) zich erdoorheen slaan, het (uiteindelijk) winnen 3win (overgankelijk werkwoord; won, won) 1winnen (wedstrijd, prijs enz.): you can't win 'em all je kunt niet altijd winnen2verkrijgen, verwerven, behalen (zege, roem, eer), winnen (vriendschap, vertrouwen), ontginnen (mijn, ader), winnen (erts, olie): win back terugwinnen3overreden, overhalen: win s.o. over iem. overhalen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.