Betekenis 'trade'
Je hebt gezocht op het woord: trade.
1trade (zelfstandig naamwoord) 1handel, zaken: Department of Trade and Industry ± Ministerie van Economische Zaken; do a good trade goede zaken doen2bedrijfstak, branche3handel, (mensen van) het vak, handelaars4vak, ambacht, beroep: a butcher by trade slager van beroep5passaat(wind)
2trade (onovergankelijk werkwoord) 1handel drijven, handelen, zaken doen¶trade (up)on s.o.'s generosity misbruik maken van iemands vrijgevigheid
3trade (overgankelijk werkwoord) 1verhandelen, uitwisselen, (om)ruilen: trade in an old car for a new one een oude auto voor een nieuwe inruilen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.