Betekenis 'through'
Je hebt gezocht op het woord: through.
1through (bijvoeglijk naamwoord) 1doorgaand, doorlopend: through train doorgaande trein; no through road geen doorgaand verkeer
2through (bijwoord) 1door, verder: go through with doorgaan met2door(heen): read sth. through (a) iets doornemen; (b) iets uitlezen3klaar, erdoorheen4helemaal, van begin tot eind: get soaked (of: wet) through doornat worden; through and through door en door, in hart en nieren¶are you through? (a) heeft u verbinding? (telefoon); (b) (Amerikaans) bent u klaar?; I will put you through ik zal u doorverbinden
3through (voorzetsel) 1(helemaal) door, via, langs, over, gedurende: seen through a child's eyes gezien met de ogen van een kind; he remained calm through the whole trial hij bleef kalm gedurende het hele proces; through and through helemaal door(heen) (ook figuurlijk)2(wijze) door middel van: he spoke through his representative hij sprak via zijn vertegenwoordiger3(oorzaak) door, wegens, uit: he could not travel through illness hij kon wegens ziekte niet reizen4(Amerikaans) tot en met: Monday thru Thursday van maandag tot en met donderdag
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.