Betekenis 'string'
Je hebt gezocht op het woord: string.
1string (zelfstandig naamwoord) 1koord, touw(tje), garen: pull strings invloed uitoefenen2draad, band3snaar4(meervoud: strings) strijkinstrumenten, strijkers5aaneenschakeling, reeks, sliert, streng: string of cars rij auto's¶have two strings (of: a second string) to one's bow op twee paarden wedden, meer pijlen op zijn boog hebben; with no strings attached (a) zonder kleine lettertjes; (b) zonder verplichtingen (achteraf)
2string (overgankelijk werkwoord; strung, strung) 1(vast)binden2(aan elkaar) rijgen, ritsen, aaneenschakelen: string words together woorden aan elkaar rijgen3(+ up) opknopen, ophangen4bespannen, besnaren: highly strung fijnbesnaard, overgevoelig¶strung up zenuwachtig, gespannen, opgewonden
1string along (onovergankelijk werkwoord) 1(+ with) zich aansluiten (bij)
2string along (overgankelijk werkwoord) 1belazeren, misleiden, aan het lijntje houden
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.