Betekenis 'split'

Je hebt gezocht op het woord: split.

1split (zelfstandig naamwoord) 1spleet, kloof, (figuurlijk) breuk, scheiding2splitsing3(meervoud: splits) spagaat: do the splits een spagaat maken 2split (bijvoeglijk naamwoord) 1gespleten, gebarsten2gesplitst, gescheurd: (sport) split decision niet-eenstemmige beslissing; split level met halve verdiepingen; split pea spliterwt; split second onderdeel van een seconde, flits 3split (onovergankelijk werkwoord; split, split) 1(+ on) verraden 4split (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord; split, split) 1splijten, splitsen, (figuurlijk) afsplitsen, scheuren: George and I have split up George en ik zijn uit elkaar gegaan; split up into groups (zich) in groepjes verdelen2delen, onder elkaar verdelen: let's split (the bill) laten we (de kosten) delen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.