Betekenis 'smash'
Je hebt gezocht op het woord: smash.
1smash (zelfstandig naamwoord) 1slag, gerinkel2klap, slag, dreun3ineenstorting, krach, bankroet4topper, groot succes5(tennis) smash
2smash (overgankelijk werkwoord) 1slaan op, beuken tegen2(ook + up) vernielen, in de prak rijden: smash in in elkaar slaan, inslaan3uiteenjagen, verpletteren (de vijand)4(tennis) smashen
3smash (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1(ook + up) breken, kapot vallen
4smash (overgankelijk en onovergankelijk werkwoord) 1razen, beuken, botsen: the car smashed into the garage door de auto vloog met een klap tegen de garagedeur2geruïneerd worden, failliet gaan3(tennis) een smash slaan
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.