Betekenis 'sink'
Je hebt gezocht op het woord: sink.
1sink (zelfstandig naamwoord) 1gootsteen(bak)2wasbak3poel (van kwaad): sink of iniquity poel van verderf
2sink (onovergankelijk werkwoord; sank, sunk) 1(weg)zinken, (weg)zakken, verzakken: her spirits sank de moed zonk haar in de schoenen; his voice sank to a whisper zijn stem daalde tot op fluisterniveau2(neer)dalen: sink in one's estimation in iemands achting dalen3afnemen, verflauwen, verdwijnen4achteruit gaan, zwakker worden: the sick man is sinking fast de zieke man gaat snel achteruit5doordringen, indringen (in): his words will sink in zijn woorden zullen inslaan¶sink or swim pompen of verzuipen
3sink (overgankelijk werkwoord; sank, sunk) 1laten zinken, doen zakken: sink a ship een schip tot zinken brengen2vergeten, laten rusten: sink the differences de geschillen vergeten3graven, boren: sink a well een put boren4bederven (plan e.d.), verpesten¶be sunk in thought in gedachten verzonken zijn; be sunk reddeloos verloren zijn
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.