Betekenis 'root'
Je hebt gezocht op het woord: root.
1root (zelfstandig naamwoord) 1oorsprong, wortel, basis: money is the root of all evil geld is de wortel van alle kwaad2kern, het wezenlijke: get to the root of the problem tot de kern van het probleem doordringen¶strike root, take root (a) wortel schieten; (b) (figuurlijk) ingeburgerd raken (van ideeën); root and branch met wortel en tak, grondig; strike at the roots of een vernietigende aanval doen op
2root (onovergankelijk werkwoord) 1wortelschieten, wortelen, (figuurlijk) zich vestigen, zijn oorsprong hebben2wroeten, graven, woelen: the pigs were rooting about in the earth de varkens wroetten rond in de aarde¶root for the team het team toejuichen
3root (overgankelijk werkwoord) 1vestigen, doen wortelen: a deeply rooted love een diepgewortelde liefde2(mobiele telefoon) rooten (geschikt maken voor illegale toepassingen)¶she stood rooted to the ground (of: spot) ze stond als aan de grond genageld
root out 1uitwroeten, uitgraven, (figuurlijk) tevoorschijn brengen2vernietigen, uitroeien
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.