Betekenis 'rip'

Je hebt gezocht op het woord: rip.

1rip (zelfstandig naamwoord) 1(lange) scheur, snee2losbol, snoeper 2rip (onovergankelijk werkwoord) 1scheuren, splijten2vooruitsnellen, scheuren (figuurlijk): let it (of: her) rip plankgas gevenlet sth. rip iets op zijn beloop laten 3rip (overgankelijk werkwoord) 1openrijten, losscheuren, afscheuren, wegscheuren: the bag had been ripped open de zak was opengereten; rip up aan stukken rijten2jatten, pikken: rip off (a) te veel doen betalen, afzetten; (b) stelen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.