Betekenis 'rig'

Je hebt gezocht op het woord: rig.

1rig (zelfstandig naamwoord) 1tuig, tuigage, takelage2uitrusting, (olie)booruitrusting3plunje, uitrusting: in full rig in vol ornaat 2rig (overgankelijk werkwoord) 1(op)tuigen, optakelen2uitrusten, uitdossen3knoeien met, sjoemelen met: the elections were rigged de verkiezingen waren doorgestoken kaart rig out 1uitrusten, van een uitrusting voorzien2uitdossen: he had rigged himself out as a general hij had zich als generaal uitgedost rig up (voornamelijk informeel)1monteren, opstellen2in elkaar flansen

Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?

Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.