Betekenis 'pack'
Je hebt gezocht op het woord: pack.
1pack (zelfstandig naamwoord) 1pak, (rug)zak, last, verpakking, pakket2pak, hoop, pak kaarten, (Amerikaans) pakje (sigaretten): pack of lies pak leugens; pack of nonsense hoop onzin3(veld van) pakijs4kompres5troep, bende, horde, meute, (sport) peloton (rugby)
2pack (onovergankelijk werkwoord) 1(in)pakken, zijn koffer pakken2inpakken, zich laten inpakken¶pack into zich verdringen in; pack up ermee uitscheiden
3pack (overgankelijk werkwoord) 1(in)pakken, verpakken, inmaken (fruit enz.): (figuurlijk) pack one's bags zijn biezen pakken; packed lunch lunchpakket2samenpakken, samenpersen: the theatre was packed with people het theater was afgeladen3wegsturen: pack s.o. off iem. (ver) wegsturen4bepakken, volproppen: packed out propvol5(Amerikaans) op zak hebben (bv. pistool), bij de hand hebben¶pack it in (of: up) ermee ophouden
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.