Betekenis 'on'
Je hebt gezocht op het woord: on.
1on (bijvoeglijk naamwoord) 1aan(gesloten), ingeschakeld, open (apparaat, kraan e.d.)2aan de gang, gaande: the match is on de wedstrijd is aan de gang3op (toneel): you're on in five minutes je moet over vijf minuten op4aan de beurt, dienstdoend¶I'm on! oké, ik doe mee; the wedding is on het huwelijk gaat door
2on (bijwoord) 1in werking, aan, in functie: the music came on de muziek begon; have you anything on tonight? heb je plannen voor vanavond?; leave the light on het licht aan laten2(van kledingstukken) aan: put on your new dress trek je nieuwe jurk aan3verder, later, voort, door: five years on vijf jaar later; send on doorsturen, nazenden; later on later; and so on enzovoort; (talk) on and on zonder onderbreking (praten); from that moment on vanaf dat ogenblik4(plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk) op, tegen, aan, toe: they collided head on ze botsten frontaal
3on (voorzetsel) 1(plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk) op, in, aan, bovenop: I have it on good authority ik heb het uit betrouwbare bron; hang on the wall aan de muur hangen2bij, nabij, aan, verbonden aan: on your right aan de rechterkant; just on sixty people amper zestig mensen3(tijd) op, bij: arrive on the hour op het hele uur aankomen; come on Tuesday kom dinsdag; on opening the door bij het openen van de deur4(toestand) in, met: the patient is on antibiotics de patiënt krijgt antibiotica; be on duty dienst hebben; on trial op proef5over: take pity on the poor medelijden hebben met de armen6ten koste van, op kosten van: this round is on me dit rondje is voor mij, ik betaal dit rondje
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.