Betekenis 'mark'
Je hebt gezocht op het woord: mark.
1mark (zelfstandig naamwoord) 1teken, leesteken, (figuurlijk) blijk: as a mark of my esteem als blijk van mijn achting2teken, spoor, vlek, (figuurlijk) indruk: bear the marks of de sporen dragen van; make one's mark zich onderscheiden3(rapport)cijfer, punt4peil, niveau: above (of: below) the mark boven (of: beneden) peil; I don't feel quite up to the mark ik voel me niet helemaal fit5start(streep): not quick off the mark niet vlug (van begrip); on your marks, get set, go! op uw plaatsen! klaar? af!6doel, doelwit: (figuurlijk) hit the mark in de roos schieten; (figuurlijk) miss (of: overshoot) the mark het doel missen, te ver gaan, de plank misslaan¶keep s.o. up to the mark zorgen dat iem. zijn uiterste best doet; overstep the mark over de schreef gaan
2mark (onovergankelijk werkwoord) 1vlekken (maken/krijgen)2cijfers geven
3mark (overgankelijk werkwoord) 1merken, tekenen, onderscheiden: mark the occasion de gelegenheid luister bijzetten2beoordelen, nakijken, cijfers geven voor (schoolwerk)3letten op (bv. woorden): mark how it is done let op hoe het gedaan wordt4te kennen geven, vertonen5bestemmen, opzijzetten6vlekken, tekenen (dier)7(sport) dekken
Mark 1model, type, rangnummer
mark down 1noteren, opschrijven2afprijzen3een lager cijfer geven
mark out 1afbakenen, markeren2uitkiezen, bestemmen: marked out as a candidate for promotion uitgekozen als promotiekandidaat
mark up 1in prijs verhogen
Dit woord opzoeken in onze grootste woordenboeken?
Bestel nu uw toegang of probeer Van Dale Online gratis. U krijgt direct en zonder verdere verplichtingen tijdelijk toegang tot de beste taalhulpmiddelen van Van Dale.